De troost van muziek
Op vrijdag 7 november 2025 zong de Nederlandse Bachvereniging onder leiding van dirigent Lionel Meunier een programma voor Allerzielen onder de titel: Een koninklijk vaarwel. Het concert werd als volgt aangekondigd:
Jaarlijks gedenkt de Bachvereniging de overledenen met de mooiste barokmuziek. Dit jaar kiest bas en dirigent Lionel Meunier voor muziek die is geschreven voor koninklijke begrafenissen. Een troostrijk programma met parels van Purcell, Morley, Fux en J.C. Bach.
Elke religie heeft zijn eigen manier van afscheid nemen. In Allerzielen – Een koninklijk vaarwel geeft de Nederlandse Bachvereniging de anglicaanse, katholieke en protestantse manier weer in een prachtig concert. Je hoort de gedragen Engelse begrafenismuziek van Purcell en Morley, gecomponeerd naar aanleiding van het overlijden van Queen Elizabeth en Queen Mary. Daarna volgen de hoopgevende werken van Bachs achteroom Johann Christoph Bach en het ontroerende Kaiserrequiem van Fux, geschreven voor de overleden keizerin Eleonora von Neuburg. Een religieus drieluik vol troostende, spirituele muziek om samen stil te staan bij wie we missen.
Voorafgaand aan het concert mocht ik de luisteraars meenemen in de wereld van rouwmuziek. Hoe klinkt afscheid in muziek? Wat is de rol van muziek bij rouw, vroeger én nu? Vanuit mijn expertise in rituelen, zingeving en muziek liet ik zien hoe klanken troost kunnen bieden, herinneringen levend houden en betekenis geven aan verlies. Hieronder volgt een verkorte weergave van mijn lezing.
Inleiding
In een kort interview met dirigent Lionel Meunier in dagblad Trouw van afgelopen zaterdag zegt Meunier: “De liefde heeft prachtige composities voortgebracht, de dood nog meer.” Om overleden dierbaren te herdenken stelde hij een muzikaal programma samen met barokmuziek, religieuze werken van Purcell, Morley, Fux en Johann Christoph Bach. En hij zegt hierover: “Eigenlijk is dit meer dan een concert, het is een ervaring. Ik hoop dat mensen zich hun dierbaren herinneren. Niet om ze aan het huilen te maken, maar om ze een gevoel van rust te geven.” Meunier benadrukt de troostende en helende kracht van muziek.
In deze inleiding op het concert wil ik hierop ingaan: wat maakt dat muziek zo troostrijk en helend is en waarom is muziek zo belangrijk in relatie tot rouw en herdenken? Ik ga geen inleiding geven op de muziekstukken zelf, al betrek ik ze natuurlijk wel in mijn inleiding, maar ik schets het bredere kader waarin we luisteren naar deze muziek. Ik zet vijf stappen om de troost van de muziek inzichtelijk te maken, daarbij gebruik makend van inzichten uit de muziekwetenschap, de psychologie en de filosofie. Daar gaan we…
1. De muzikale ruimte
In situaties van verdriet, rouw en gemis kan muziek een rol spelen, onder meer als bron van troost, als herinnering aan een geliefde of expressie van emoties. Muziek kan heilzaam zijn, maar kan ook ergeren of herinneringen oproepen die pijnlijk en ondraaglijk zijn. Wat gebeurt er eigenlijk met ons als we naar muziek luisteren of als we muziek maken? De filosoof Arthur Schopenhauer ((1788-1860) spreekt in dit verband van de ‘bevrijdende kracht van muziek’. Hij schrijft:
Alle kunsten brengen bevrijding, maar muziek doet dat op een wezenlijk andere manier. Muziek is de enige kunst die de concrete wereld waarin wij leven uitdrukkelijk niet tot onderwerp heeft. Niet in de aard van datgene wat zij representeert, maar juist in het ontbreken ervan schuilt haar unieke bevrijdende kracht. (Geciteerd in: Schonberger, 2007, p. 36)
Met andere woorden: juist omdat muziek (als klankfenomeen) geen inhoudelijke betekenis heeft, zoals een tekst, is zij een vrije ruimte waaraan we kunnen deelnemen en eventueel betekenissen kunnen toekennen. Die bevrijdende kracht van muziek komt dus niet vrij door muziek te begrijpen, maar door de beweging van de muziek te volgen, door intens te luisteren, door je te laten ‘vervoeren’ door de klanken. Wie intens naar muziek luistert, treedt binnen in wat ik noem: de muzikale ruimte. In deze muzikale ruimte beleven we de tijd op een andere manier: de tijd van klok en horloge staat stil of verdwijnt naar de achtergrond, hier heerst de muzikale tijd. Het binnentreden van de muzikale ruimte is enigszins vergelijkbaar met het bezoeken van een kathedraal. Ook hier is de ervaring van ruimte en tijd anders dan buiten; we praten op gedempte toon, we bewegen ons behoedzaam door het gebouw, we respecteren de andere bezoekers en laten ons, voor enige tijd, overweldigen door de grootsheid van de ruimte. We ervaren dit onder meer in de The Queen’s Funeral March van Purcell, waarin de koperblazers een statige muzikale ruimte creëren waarin wij opgenomen worden. Die klank resoneert in ons hele lijf, we gaan mee-resoneren, mee-klinken en worden zo onderdeel van de klank. Dat opgenomen-worden in de klank is een belichaamde vorm van engagement want het gebeurt gewoon doordat de klank hamert op ons trommelvlies en ons lijf doet trillen. Het gevolg is dat we niet langer buiten deze klankruimte staan, maar er middenin en er deel van uitmaken.
2. Het ‘nu’ van de muziek
Een tweede belangrijke ervaring als we luisteren naar muziek is de ervaring van tijd. Muziek bestaat uit klinkende tonen. Deze staan niet op zichzelf, maar vormen een systeem van relaties. De onderlinge relaties geven de afzonderlijke tonen een dynamische kwaliteit, waardoor wij de tonen horen als ‘in beweging’, altijd onderweg naar de volgende toon. Heel sterk horen we dit in Hear my prayer van Purcell waarmee het concert zo dadelijk opent. De compositie begint enkelstemmig en bouwt vervolgens op tot een achtstemmig complex klankgeheel, waarbij steeds een andere stem de leiding neemt. Als wij luisteren naar muziek delen we in deze dynamiek, in deze voortgaande beweging. Deze dynamische kwaliteit van de tonen geeft ons een nieuwe omgang met de tijd. Muziek speelt zich af in de tijd, maar door de relaties tussen de tonen, de verwachte en gerealiseerde stijgingen en dalingen, ervaren we verleden, heden en toekomst tegelijkertijd. In het ‘nu’ van de muziek horen we de tonen die al geklonken hebben en anticiperen we op de tonen die nog moeten komen. We horen de toon in het relatienetwerk van tonen, maar wat we concreet horen is altijd een ‘nu’ waarin verleden en toekomst meeklinken.
Samenvattend: door te luisteren naar muziek, door de beweging van de muziek te volgen worden we opgenomen in een nieuwe, muzikale klankruimte en in een nieuwe, dynamische beleving van tijd waarin verleden, heden en toekomst samenkomen. Dat is de bevrijdende kracht van muziek uit het citaat van Schopenhauer. Wat nu maakt dat muziek zo troostrijk is? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst weten wat troost eigenlijk is.
3. Troost
Intuïtief voelen we aan dat muziek en troost goed met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Maar het is niet eenvoudig dat verband uit te leggen. Een van de redenen daarvoor is de moeilijkheid om helder te omschrijven wat troost is. Wout Huizing omschreef (in 2014) troost met de volgende uitspraak: ‘Troost is troost als het troost biedt’. Deze uitspraak laat zien dat troost eerst en vooral een subjectieve ervaring is.
Alexander Stein definieert troost vanuit psychoanalytisch perspectief als iets dat herstel of verlichting van ongemak biedt. Hij vervolgt met de bewering dat ‘de basis van troost nauw samenhangt met het vermogen tot empathie en s daar misschien zelfs voornamelijk uit is afgeleid.’ Dankzij empathie, het sleutelwoord in Steins omschrijving van troost, zijn we in staat de ervaringen van anderen te delen alsof het onze eigen ervaringen zijn. In de situatie van verdriet, gemis en rouw, kan troost een tegenwicht bieden tegen de ervaring van verloren-zijn, tegen pijnlijke gevoelens van wanhoop en eenzaamheid.
Kunnen we bij het luisteren naar muziek empathie ervaren? Het antwoord is ‘ja’: empathie is op ten minste twee manieren aan de orde bij het luisteren naar muziek. Ten eerste luisteren we vaak samen met anderen naar muziek. We worden gezamenlijk opgenomen in de muzikale ruimte en de muzikale tijd. Maar, zult u wellicht tegenwerpen: ik luister toch naar muziek; wat heeft dat met de ander te maken? Twee opmerkingen hierbij. Ten eerste worden we in onze luisterervaring sterk verbonden met degenen die de klank, de muziek maken. We verbinden ons met de musici, er is sprake van een vorm van sympathie. Ten tweede zijn we allen deel van dezelfde muzikale ervaring, ook al ondergaan we de muziek ieder op een eigen manier. Er is sprake van een collectieve individualiteit, alleen maar toch samen, het ‘ik’ als onderdeel van een ‘wij’. De ervaring van verbondenheid die muziek ons geeft, is zelfs niet afhankelijk van de aanwezigheid van anderen tijdens het luisteren naar muziek. Ook wie alleen luistert, ervaart die verbondenheid: met de (niet zichtbare) musici, met de cultuur waartoe de muziek behoort, met mensen die op de een of andere manier hebben gedeeld in de luisterervaring.
Een tweede manier waarop muziek troostrijk en empathisch kan zijn, is door de manier waarop muziek voor ons betekenis krijgt. Het is niet eenvoudig om woorden te vinden voor de betekenis die muziek voor ons heeft. Het luisteren naar muziek is een betekenisvolle ervaring, maar wat die betekenis dan precies is laat zich nauwelijks in woorden uitdrukken. De Amerikaanse filosoof Stanley Cavell heeft een poging gedaan om de betekenis van muziek uit te leggen door deze te vergelijken met de betekenis die mensen voor ons hebben. Denk aan de relatie van ouders en kinderen, de relatie van geliefden. Cavell schrijft (eerst in het oorspronkelijke Engels, dan in het Nederlands):
(…) objects of art not merely interest and absorb, they move us; we are not merely involved with them, but concerned with them, and care about them; we treat them in special ways, invest them with a value which normal people otherwise reserve only for other people (…) They mean something to us, not just the way statements do, but the way people do. (Cavell, 1976, pp. 197-198)
De muziekfilosoof Roger Scruton bevestigt dit: ‘Our response to music is a sympathetic response: a response to human life, imagined in the sounds we hear.’ (Scruton, 1999, p. 355) De eerder genoemde Alexander Stein sluit hierop aan: ‘The work of music can thus itself be conceived as a responsive object.’ Als ik dit in mijn eigen woorden vertaal, zou ik zeggen: muziek kan je omarmen, muziek is zo sterk aanwezig (als je echt luistert en meegaat met de muziek) dat je een presentie ervaart, ookal is er niemand als zodanig aanwezig. Wie luistert naar muziek is niet alleen, maar voelt de aanwezigheid van de muziek. Die ervaring is troostrijk.
4. Externalisering van verdriet
Voor een vierde stap volg ik het werk van P. Johnson-Laird en Keith Oatley, die een communicatieve theorie van emoties hebben uitgewerkt. Zij stellen dat muziek emoties weerspiegelt door nabootsing (mimesis). ‘It mimics the main characteristics of emotional behavior, speech, and thought.’ Dit betreft alleen de basisemoties: blijdschap, verdriet, angst en woede. Deze basisemoties kunnen gecommuniceerd worden door een beperkt aantal non-verbale signalen die we direct herkennen. Johnson-Laird en Oatley volgend kunnen we zeggen dat muziek in staat is droefheid en affecten die met verdriet samenhangen over te dragen door muzikale signalen, zoals een langzaam tempo, dissonante harmonieën en gedekte, doffe klanken.
Als muziek inderdaad de vier genoemde basisemoties kan belichamen, zodanig dat zij onmiddellijk herkend worden door de luisteraar, dan kan muziek de rouwende ook helpen bij het leren omgaan met verdriet en wellicht ook woede en angst. De rouwende kan als het ware de eigen emotie voor een moment buiten zichzelf plaatsen. Als zodanig kan muziek functioneren als een externalisering van een ondraaglijk overweldigende gemoedstoestand. Dankzij de expressie van verdriet in muziek wordt het buiten de persoon geplaatst. Deze externalisering van verdriet is minder bedreigend dan het verdriet dat de persoon in zijn of haar eigen gemoed ervaart.
5. Aanwezig-afwezig
Eén van de composities die we vanavond gaan horen is het Kaiserrequiem van Johann Joseph Fux. Dit requiem werd geschreven in 1720 voor de begrafenisplechtigheid van Eleonora van Palts-Neuburg, weduwe van de Rooms-Duitse keizer Leopold I (overleden in 1705). Het werk werd in de daaropvolgende jaren nog diverse malen uitgevoerd, onder meer bij de begrafenis van keizer Karel VI, waaraan het werk de naam Kaiserrequiem te danken heeft. Het is een groots, ceremonieel werk dat de pracht en praal van het keizerlijke hof moet oproepen. Als zodanig verwijst de muziek meer naar Leopold, de keizer, dan naar zijn weduwe voor wie het werk eigenlijk gecomponeerd is. De sound of music, de klank van deze muziek, roept de herinnering aan de keizer op.
Muziek is inderdaad in staat herinneringen op te roepen. Daarbij kan het gaan om een bepaalde periode op de levenslijn, een specifieke gebeurtenis, of een persoon of plaats. Muziek kan herinneringen oproepen aan een overleden persoon; de confrontatie met deze herinnering is enerzijds een vorm van engagement met de overledene, anderzijds een uitdaging tot heroriëntatie op de relatie met de persoon die door het overlijden niet meer fysiek aanwezig is. Uit onderzoek blijkt dat muziek inderdaad in staat is de overledene zodanig in herinnering te roepen dat deze als ‘aanwezig’ wordt ervaren. Deze ervaring wordt als troostrijk getypeerd. Hier stuiten we op de hierboven genoemde eigenschap van muziek om verleden, heden en toekomst te verbinden. Het luisteren naar muziek is, als dit intens gebeurt, een nu-ervaring. In het ‘nu’ van de muziek is de overledene aanwezig, hij of zij staat als het ware op in de muziek. Deze ontmoeting kan tegelijkertijd als troostrijk en verdrietig ervaren worden. Maar muziek stelt de overledene niet zonder meer present, zij daagt ook uit tot een nieuwe relatie met de overledene, tot een proces van accommodatie. Dat juist muziek zo behulpzaam kan zijn bij dit proces van accommodatie komt wellicht door haar ongrijpbare, vluchtige karakter. Zoals de overledene niet meer fysiek present is, zo verliest ook muziek haar presentistisch karakter als de laatste klank weggestorven is. Als zodanig biedt muziek een leerschool in het omgaan met de spanning tussen ‘aanwezig’ en ‘afwezig’.
Geraadpleegde literatuur
Cavell, S. (1976). Must we mean what we say? A book of essays. Cambridge: Cambridge University Press.
Harmon, K. (2008). The mystery we celebrate, the song we sing. A theology of liturgical music. Collegeville, Minn.: Liturgical Press.
Heijerman, E., & Schoot, A. van der (eds.). (2005). Welke taal spreekt de muziek? Muziekfilosofische beschouwingen. Budel: Damon.
Hoondert, M. (2011). ‘Presentie van het heilige in muziek’. In P. Versnel-Mergaerts & L. van Tongeren (eds.), Heilig, heilig, heilig. Over sacraliteit in kerk en cultuur (Meander 14, pp. 115-127). Heeswijk: Uitgeverij Abdij van Berne.
Hoondert, M., Heer, A. de, & Laar, J. D. van (eds.) (2009). Elke muziek heeft haar hemel. De religieuze betekenis van muziek. Budel: Damon.
Johnson-Laird, P. N., & Oatley, K. (2008). ‘Emotions, music, and literature’. In L. F. Barrett, J. M. Haviland-Jones & M. Lewis (eds.), Handbook of emotions (pp. 102-113). New York: Guilford Press.
Koopman, C. (1999). ‘Muzikale betekenis in veelvoud. Een poging tot ordening’. Tijdschrift voor muziektheorie, 4 (2), 24-33.
Schonberger, E. (2007). Het gebroken oor. Over muziek. Amsterdam: Meulenhoff.
Scruton, R. (1999). The Aesthetics of Music. Oxford: Oxford University Press.
Stein, A. (2004). ‘Music, mourning, and consolation’. Journal of the American Psychoanalytic Association, 52(3), 783-811.